
05 Jul Trekken grenzen bij leed treft alle nazaten van de Holocaust.
‘NS gaat een financiële tegemoetkoming betalen aan overlevenden van concentratiekampen en directe nabestaanden van Holocaustslachtoffers die tijdens de oorlog met treinen zijn vervoerd. Voor sommige nabestaanden is echter geen erkenning.’
De Commissie Individuele Tegemoetkoming Slachtoffers WOII Transporten NS heeft verrassend goed werk verricht, waardoor na vele jaren slachtoffers gecompenseerd worden en hun leed erkend wordt. Dat stemt dankbaar. Helaas worden niet alle slachtoffers erkend.
Herman de Vries: ‘Enkele maanden geleden werd de regeling aangekondigd. Ik was in die tijd intensief bezig met familieonderzoek. Ik wist dat mijn grootvader, Levie de Vries, op 31 augustus 1943 in een trein weggevoerd was vanuit Westerbork naar Polen. Daaraan voorafgaand verbleef hij een tijd in Kamp Westerbork, nadat hij eerder met een trein vanuit Amsterdam (via de Hollandsche Schouwburg) naar Westerbork was vervoerd. Mijn onderzoek nam maanden, jaren, in beslag en resulteerde in een familiedocument ‘Levie leeft’, gepubliceerd in augustus 2018, 75 jaar na zijn transport vanuit Westerbork. Meer en meer word je tijdens onderzoek en schrijven deel van het onvoorstelbare leed dat mijn grootvader trof, en soms legde ik daarom het gevonden materiaal terzijde, om het later toch weer op te pakken. Innerlijk bleef ik gedreven om zijn naam en leven te eren met een document. Hij mocht immers ooit niet leven. Via dit familieboek komt hij toch tot leven.
Mijn grootvader had met mijn grootmoeder twee kinderen, een zoon en een dochter. De zoon, mijn vader, is overleden. Zijn vrouw, mijn moeder, leeft verder als weduwe van mijn vader. Mijn vader en moeder kregen twee kinderen. De dochter van mijn grootouders leeft nog en heeft vier kinderen.’
Ineens was daar het nieuws dat de Commissie Tegemoetkoming een regeling had gepubliceerd. Eindelijk dan toch erkenning! Ik schrok toen ik in de media las voor wie de regeling bedoeld was: degenen die in een trein zijn vervoerd of hun weduwen/weduwnaren, of hun nog levende kinderen. Maar ik kon mij vergissen en zocht dus contact met het Joods Maatschappelijk Werk, met joodse familieleden, en ook met de Commissie Tegemoetkoming. Ik had het Joods Maatschappelijk Werk (JMW) inmiddels ook een mail gestuurd. Het bleek moeilijk om met iemand van het JMW in contact te komen. Het was blijkbaar erg druk. Natuurlijk had men dat van tevoren kunnen bedenken, nadat de regeling bekend was geworden, en dus maatregelen kunnen treffen. Na enkele dagen proberen kreeg ik iemand aan de telefoon, die mijn mail was vergeten te beantwoorden, maar die mijn vermoedens wel bevestigde, en mij vervolgens aanraadde om contact te zoeken met de Commissie Tegemoetkoming.
Het lukt vrij snel om iemand aan de telefoon te krijgen. De Commissie Tegemoetkoming heeft geen e-mailadres, maar mijn situatie en opmerking of vraag zou ‘anoniem’ opgeslagen kunnen worden. Ik heb totaal geen behoefte aan anonimiteit in deze situatie, maar vraag integendeel juist om publieke erkenning. Geen genoegdoening, maar erkenning. Tweede en derde generatie oorlogsslachtoffers worden immers in theorie erkend, maar ook in de praktijk? De Commissie Tegemoetkoming bevestigt dat mijn nog levende tante een aanvraag zal kunnen doen, en daarmee worden zij en haar gezin erkend. Daar mijn vader overleden is, valt hij buiten de regeling. Dat zijn vrouw, mijn moeder, en wij als kinderen, in dezelfde omstandigheden verkeren als mijn tante en haar gezin kan geen rekening mee gehouden worden. Het blijft bij deze constatering. Het telefoongesprek wordt beëindigd. Sommige zielen worden dus geheeld, maar andere zielen worden opnieuw geschaad.
Ik begrijp dat er grenzen getrokken moeten worden. Bij elke grens zullen weer andere mensen beschadigd raken. Maar ik schiet niets op met zo’n gedachte of antwoord. Het doet mij zeer dat de regeling mede tot stand gekomen is in overleg met joodse gesprekspartners. Interne afwijzing dus. Dat roept dan weer zoveel op dat het te ver voert voor dit ene artikel. Ik zal niet om erkenning vragen. Zoals je niet om liefde wilt vragen, maar wel liefde hoopt te ontvangen, zo wil ik ook nu niet meer om erkenning vragen. Mijn situatie wil ik echter wel bekend maken, vooral bij hen die invloed hebben gehad in de totstandkoming van deze regeling. De erkenning heb ik niet ontvangen en daar zal ik mee moeten leven. Opnieuw zal ik echter mijn vader en mijn grootvader zelf wel eren in en met mijn leven en arbeid, geïsoleerd als eens in het kamp, maar wel vanuit het geloof dat het goede, de liefde en het leven ooit zal mogen bestaan in deze wereld.