
03 May Herdenken in mijn Joodse jaar
door Dan Cohen
Het Joodse jaar kent een aantal bijzondere feestdagen: Pesach, de herdenking en viering van de uittocht van het Joodse volk uit Egypte, gevolgd door het Wekenfeest (zeven weken later) met de openbaring van de Tora op de berg Sinai, en het Loofhuttenfeest, dat de veertigjarige tocht van het Joodse volk door de woestijn viert. Naast religieuze hoogtepunten waren het tegelijk oogstfeesten: uit heel het land trokken Joden omhoog naar het Joodse spirituele centrum, het letterlijk hooggelegen – 750 meter boven de zeespiegel – Jeruzalem om de eerst opbrengst van de seizoensoogst naar de Tempel te brengen.
Bij bijzondere gelegenheden horen bijzondere gebeden en gezangen. Dit laatste is het Hallel, de zes psalmen (113-118) met lofzang op God. In psalm 118: ‘Dit is de poort naar de Eeuwige; de rechtvaardigen mogen er doorheen’. Niet verwonderlijk dat Joden deze pregnante tekst voor ornamenten in de synagoge gebruikten: de voorhang, het siergordijn dat vóór de ark met de Torarollen hangt, leende zich daar bij uitstek toe. Minder bekend is het gruwelijke misbruik ervan.
Belzec, Sobibor en Treblinka zijn de namen van drie in Oostelijk Polen gelegen nazikampen, ontworpen uitsluitend en alleen om Joden te vermoorden. Het zijn kampen, die dermate grondig Joden vermoordden, dat we zelfs tot op de dag van vandaag het aantal vermoorde Joden niet weten, niet eens in de tienduizenden. Niet meer dan een handjevol Joden wist in de poort van de hel te ontsnappen, te overleven en te getuigen.
Belzec, Sobibor, Treblinka is ook de titel van het boek, dat Jitschak Arad, 21 jaar lang directeur van Yad Vashem in Jeruzalem, erover schreef: deportatie, aankomst, vergassing, de verkrampte lijken uit de gaskamers halen en, op weg naar de verbrandingskuilen, het verwijderen van de gouden tanden en vullingen – voor het Derde Rijk mocht letterlijk niets verloren gaan – , de opstanden, ontsnappingen en uiteindelijk de ontmanteling van de kampen: alles wordt minutieus beschreven. Inclusief – gruwelijk genoeg – de noodzaak tot uitbreiding van de capaciteit van de gaskamers in Treblinka. In het nieuwe gebouw hing, vóór de deuropening van de gang met aan weerszijden de gaskamers, een kleed, of beter gezegd, een uit een synagoge geroofde voorhang. Op de voorhang stond geborduurd: ‘Dit is de poort naar de Eeuwige; de rechtvaardigen mogen er doorheen’. ‘Pervers, volstrekt pervers en misselijkmakend’ is de eerste reactie. ‘Misleiding tot het allerbitterste einde’ de tweede. De derde en laatste reactie is de meest juiste. ‘De nazi’s hadden, onbedoeld wellicht, volkomen gelijk. In eerwil van alle misdaden, die het verwrongen nazi-bewustzijn de Joden toedichtte, hadden de Joden van Europa geen kwaad gedaan, geen enkel. Hun Joods-zijn was voldoende en enige rechtvaardiging om hen te vermoorden. Verder waren ze onschuldig en, ieder op zijn eigen manier, rechtvaardig.
Sinds ik het boek van Arad las, komt – elke keer dat Hallel in de synagoge wordt gezongen – steevast en onvermijdelijk het beeld van de synagogevoorhang voor de gang naar de gaskamers in Treblinka mij voor ogen. Dat is mijn door het Joodse jaar heen telkens terugkerende 4 mei herdenking.